Ibe Rossel

literatuur / essay

Ik ben Ibe Rossel (zij/haar), 24 jaar oud. In 2021 verscheen mijn debuut Shakespeare kent me beter dan mijn lief, een essaybundel waarin ik onderzoek wat (jonge) mensen tegenwoordig nog kunnen leren van literaire klassiekers. Na de publicatie van mijn boek ging ik aan de slag bij De Standaard Magazine als essayiste en columniste. De slagzin uit mijn debuut, 'Hoe ik leef, kan ik toepassen op wat ik lees, en wat ik lees, kan ik toepassen op hoe ik leef', staat centraal in mijn praktijk. Momenteel werk ik aan twee nieuwe boeken bij Das Mag: Broerenruzie (een essaybundel over iconische conflicten tussen beroemde broers) en De eenzaamste taal ter wereld (een autofictief boek over het Vlaams).

Het project van Ibe Rossel

In de Letterie zal ik de komende maanden werken aan mijn tweede essaybundel voor Das Mag, met als werktitel Broerenruzie. Als oudste van drie dochters houd ik al jaren een lijst bij van beroemde (fictieve) broers en hun iconische ruzies. Ik was en ben gefascineerd door de spiegel die het broederschap mij, als zus, voorhoudt. De Dasslerbroers, Romulus en Remus, Liam en Noel Gallagher, Kaïn en Abel, Karl en Theo Albrecht, Edmund en Edgar in King Lear, Mathias en Paul Pogba. Zo gaat de lijst nog wel even door.

Francine Klagsbrun rapporteerde in een onderzoek uit 1992 dat vrouwen in veel grotere mate aangeven dat ze een sterkere band hebben met hun zussen dan mannen met hun broers. Bovendien is het woord 'rivaliteit' afkomstig van het Latijnse woord 'rivalis', wat zoveel betekent als 'bij dezelfde stroom horen'. Is een gedeelde afstamming, in terminis, een bron voor (mannelijk) conflict? Het fenomeen wordt alleszins uitvoerig besproken in de bijbel, wereldliteratuur, geschiedenis en roddelbladen. Hoe komt dat? In de essaybundel Broerenruzie wil ik dat graag uitzoeken.

 Mijn essayistiek is sterk verankerd in het toepassen van literaire theorie en filosofie op populaire cultuur en anekdotiek, in een poging grip te krijgen op de levenskwesties die mij vaak boven het hoofd lijken te groeien. Ik ben dan ook geïnteresseerd in de manier waarop aanzienlijke thema’s als woede, seksualiteit, opvolging, geld, jaloezie, competitie, genderrollen en (giftige) mannelijkheid hun uitweg vinden in deze vaak banale, broederlijke conflicten. De intersectie tussen de grote canonieke verhalen en wissewasjes, is wat ik steevast probeer op te zoeken in mijn werk en waarom Oostende voor mij ook een perfecte uitvalsbasis vormt. Charlotte Mutsaers vatte dat prachtig samen toen ze in Zeepijn schreef: ‘Eigenlijk is de hele stad hooggestemd. Hooggestemd en toch eenvoudig.’ Dat lijkt me een bijzonder mooi streefdoel.